Aanrijding wandelaars op schemerig fietspad: Op een schemerig fietspad ontstaat een aanrijding tussen een wandelaar en een snorfiets. De wandelaars liepen in de schemering naast elkaar op het fietspad.
Op een tweerichtingsfietspad ontstaat een aanrijding tussen wandelaars en een snorfiets. De rechtbank Noord-Holland beoordeelt in deze recente uitspraak of de wandelaars die naast elkaar op een schemerig fietspad liepen ook eigen schuld hebben aan het ontstaan van de aanrijding.
De wandelaars belemmerden volgens de rechter de doorgang door naast elkaar te lopen. Bovendien hadden de wandelaars zicht moeten houden op het overige verkeer en moeten zorgen dat zij goed zichtbaar waren (bijvoorbeeld door reflectiemateriaal te dragen). De snorfietser had de snelheid moeten aanpassen, zodat zij tijdig kon stoppen. De rechtbank bepaalt dat de vrouw op de snorfiets 85% van de schade betaalt. De slecht zichtbare wandelaars op het fietspad dragen daarom 15% van de letselschade zelf.
Belang uitspraak aanrijding wandelaars op schemerig fietspad
Deze recente uitspraak laat zien dat bestuurders op een fietspad altijd rekening moeten houden met slecht zichtbare wandelaars. Daar tegenover staat dat op wandelaars de plicht rust om zichtbaar te zijn en geen hinder te veroorzaken.
Geen trottoir of voetpad dus lopen op fietspad
De regels voor voetgangers/wandelaars staan in de RVV. Voetgangers maken gebruik van het voetpad. Ontbreekt een voetpad dan gebruiken voetgangers de berm of de uiterste zijde van de rijbaan. Voetgangers mogen dus op een fietspad lopen als een voetpad ontbreekt, maar moeten in dat geval wel aan de zijkant blijven. De wet bepaalt niet of voetgangers links of rechts moeten lopen. Voetgangers mogen dus kiezen of zij aan de linker of rechterkant aan de zijkant van de weg lopen als een voetpad ontbreekt:
‘Ter plaatse ontbreekt een trottoir en/of voetpad. In dat geval bepaalt artikel 4 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) dat zij het fietspad konden gebruiken. Indien ook een fietspad ontbreekt, dienen voetgangers ingevolge artikel 4 lid 3 RVV de berm of de uiterste zijde van de rijbaan te gebruiken. [verzoeker] en [verzoekster] hebben strikt genomen niet in strijd met genoemde verkeersregel gehandeld.’
Aanrijding schemerig fietspad
Hoe donker het was tijdens de aanrijding is onduidelijk. De rechtbank neemt aan dat het zicht beperkt was. De vrouw op de snorfiets had daarom haar snelheid moeten aanpassen. Als iemand niet op tijd kan remmen om een aanrijding te voorkomen, gaan we er (bijna altijd) vanuit dat er te hard is gereden. De snelheid moet namelijk dusdanig worden aangepast dat een bestuurder kan stoppen zonder een aanrijding te veroorzaken:
‘Hoewel partijen twisten over de mate van ingetreden duisternis, blijkt uit de overgelegde foto’s dat het zicht van [naam] beperkt was. Het was schemerig en de verlichting van de lantaarns op het fiets was matig. Dit betekent voor [naam] dat zij haar snelheid zodanig had moeten aanpassen dat zij in staat was haar snorfiets tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.’
Belemmeren van verkeer door lopen op fietspad
De snorfietser is aansprakelijk voor de schade. De rechter beoordeelt vervolgens of de wandelaars ook eigen schuld hebben aan het ontstaan van de aanrijding.
Voor alle verkeersdeelnemer geldt dat het overige verkeer niet belemmerd mag worden. Belemmeren betekent hinderen, de doorgang versperren. De rechter rekent dit de wandelaars aan:
‘Op [verzoeker] en [verzoekster] rustte echter de verplichting zich zodanig te gedragen dat zij de doorgang voor [naam] niet belemmerden.’
Naast elkaar lopen op een fietspad is in dit geval een belemmering voor het overige verkeer:
‘Vaststaat dat [verzoeker] en [verzoekster] , gezien hun looprichting, tezamen op de rechterhelft van het fietspad liepen. [naam] reed in dezelfde richting als [verzoeker] en [verzoekster] ook rechts op het fietspad. Als zodanig belemmerden [verzoeker] en [verzoekster] de rijrichting van [naam] . [verzoeker] en [verzoekster] hadden aldus geen zicht op achterop komend (fiets)verkeer.’
Niet hinderen en goed zicht op tegen- of achterliggers
Het lopen op een slecht verlicht fietspad in de schemering betekent ook dat de wandelaars goed zicht hadden moeten houden op andere weggebruikers. De rechter vindt dat de wandelaars tegen het verkeer in of achter elkaar hadden moeten lopen:
‘Omdat [verzoeker] en [verzoekster] in de schemering op een niet goed verlicht fietspad liepen, had van hen mogen worden verwacht dat zij zodanig op het fietspad liepen dat zij de overige deelnemers niet hinderden en goed zicht hadden op eventuele tegen- of achterliggers. Aldus hadden zij ofwel aan de linkerzijde van het fietspad (gezien vanuit hun looprichting) moeten gaan lopen, zodat zij zicht hadden op het hen tegemoet komende verkeer, ofwel hadden zij aan de rechterzijde achter elkaar moeten lopen.’
Dragen reflectiemateriaal door wandelaars
De rechtbank vindt ook dat de wandelaars reflectiemateriaal hadden moeten dragen. Of de wandelaars donker gekleed waren , is onduidelijk. De rechter verwijt de wandelaars dat zij onvoldoende maatregelen hebben genomen om te zorgen dat zij zichtbaar waren:
‘Verder had van hen verwacht mogen worden dat zij enig reflectiemateriaal hadden gedragen, ook indien zij geen donkere kleding droegen. De rechtbank laat in het midden of hiervan sprake was. Door na te laten één of meerdere van deze voorzorgsmaatregelen te treffen, hebben [verzoeker] en [verzoekster] gehandeld in strijd met de hetgeen uit zorgvuldigheid van hen verwacht had mogen worden. Dit betekent dat zij verwijtbaar hebben gehandeld en dat dit handelen mede heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.’
Bespreek uw schadevergoeding
Neem contact op voor gratis hulp van een letselschade advocaat. Bel naar 0800 – 44 55 000, stuur een e-mail naar info@letselschadeadvocaat.nl of gebruik het onderstaande contactformulier.
Bron: www.rechtspraak.nl Rechtbank Noord-Holland 26 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:1390