SWOV heeft op 14 april 2021 een feitenoverzicht gepresenteerd ten aanzien van het jaarlijks aantal verkeersdoden in Nederland. SWOV staat voor Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid en heeft 4 afdelingen: Infrastructuur en Verkeer, Gedrag in het Verkeer, Interactie met Zelfrijdende Voertuigen en Data en Analyse voor Beleid.
- Het aantal verkeersdoden vertoont een geleidelijke daling sinds 1973;
- De laatste jaren is deze daling gestagneerd;
- In 2020 vielen er 610 doden in het verkeer in Nederland. Hoewel dit een lager aantal is dan in de voorafgaande jaren, is het ondanks het opmerkelijke ‘coronajaar’ niet het laagste aantal verkeersdoden tot nog toe;
- Ruim een derde van de verkeersdoden bestaat uit fietsers (229; 38%);
- Iets minder dan een derde is auto-inzittende (195);
- De meeste doden in het verkeer vallen onder ouderen: in 2020 waren 225 (37%) verkeersdoden 70 jaar of ouder;
- Kinderen (0-14 jaar) komen relatief weinig om in het verkeer; in 2020 waren dat er 17 (3%);
Bij het vergelijken van aantallen verkeersdoden in verschillende groepen (zoals leeftijd, vervoerswijze, wegtype) moet worden bedacht dat het aantal verkeersslachtoffers afhangt van de mobiliteit; het aantal reismomenten en de hoeveelheid kilometers. Het aantal slachtoffers hangt ook af van de veiligheidskenmerken van die mobiliteit: er zijn veilige en minder veilige wegen en veilige en minder veilige voertuigen.
Daarnaast beïnvloedt het rijgedrag de kans op een verkeersongeval. Het aantal verkeersdoden in een bepaalde groep wordt dus niet alleen bepaald door hoe ‘gevaarlijk’ die groep is (het risico van die leeftijdsgroep, sekse, vervoerswijze of wegtype), maar ook door de hoeveelheid mobiliteit van die groep (van dat vervoermiddel, op dat wegtype, enzovoort).
Ongeveer 11% van de totale kosten van verkeersongevallen is toe te rekenen aan verkeersdoden. Ruim een derde van de totale kosten van verkeersongevallen (ongeveer 37%) is toe te rekenen aan ernstig verkeersgewonden. Lichtgewonden (behandeld op spoedeisende hulp afdeling van een ziekenhuis) hebben een aandeel van circa 22% en de overige gewonden van circa 6% in de kosten. Ongeveer een kwart (24%) van de kosten is toe te rekenen aan ongevallen met uitsluitend materiële schade (UMS).
Het totaal aan maatschappelijke kosten van verkeersongevallen wordt geschat op 17 miljard euro in 2018 (€ 16 tot € 19 miljard) [3]. Dit is ruim 2% van het bruto binnenlands product. De kosten per verkeersdode bedragen circa € 2,8 miljoen en per ernstig verkeersgewonde circa €300.000.
Zie voor meer informatie de SWOV-factsheet Kosten van verkeersongevallen
Onderstaande grafiek toont de ontwikkeling van het (door het CBS vastgestelde) aantal verkeersdoden in de laatste tien jaar, naar vervoerswijze. Slachtoffers onder auto-inzittenden daalden tot enkele jaren terug nog tot 187 in 2014, maar hierna is het aantal doden onder auto-inzittenden weer gestegen tot 237 in 2019; in 2020 daalde dit aantal tot 195. Ook bij voetgangers zagen we tot 2013 een gestage daling, maar sindsdien fluctueert het aantal overleden voetgangers rond de 50 en 60. In 2020 waren het er minder: 41. Bij de andere vervoerswijzen is de algehele daling in verkeersdoden tot 2013 minder duidelijk terug te zien.
Voor fietsers lijkt er al jaren geen sprake meer te zijn van een daling. Sinds 2000 was het aantal doden onder fietsers niet zo hoog als in 2020 (229). Er waren in 2017 voor het eerst meer verkeersdoden onder fietsers dan onder auto-inzittenden. In 2018 en 2019 lag die verhouding net weer andersom, maar in 2020 zijn er weer meer fietsers dan auto-inzittenden overleden in het verkeer. Het CBS geeft aan dat minstens 74 (32%) van de fietsers een elektrische fiets bereden. De verkeersdoden die vielen in de categorie ‘scootmobiel/invalidenvoertuig’ waren volgens het CBS sinds 2009 allemaal berijder van een scootmobiel.