Ongeval door uitstekende put

Wegbeheerder aansprakelijk voor ongeval door hoogteverschil tussen wegdek en inspectieput. Is de Gemeente jegens de scooterrijder aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval en, indien dit zo is, of en zo ja in hoeverre hij eigen schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval.

Er is een discussie tussen beide partijen over wat het hoogteverschil is tussen het wegdek en een inspectieput op de plaats waar de scooterrijder ten val is gekomen en bij welk hoogteverschil er sprake is van een oneffenheid in de zin van de CROW-richtlijnen.

Ongeval door uitstekende put 2

Tussenvonnis

De door partijen ingebrachte deskundigen geven beiden een andere uitkomst. Om die reden heeft de rechtbank een onderzoek bevolen door een derde deskundige om voorgelicht te worden over het antwoord op de vragen 1. op welke manier dit hoogteverschil tussen het wegdek en de inspectieput moet worden gemeten, 2. tot welk hoogteverschil dit dan leidt, en 3. bij welk hoogteverschil sprake is van een grove oneffenheid in de zin van de CROW-richtlijnen?

Het deskundigenbericht

De putdeksel is een onderdeel van de inspectieput. De inspectieput ligt hoger dan het wegdek en niet de putdeksel.

Vraag 1a:
Welke van de beschreven meetmethodes is de juiste?

Antwoord 1a:
Geen van de gehanteerde meetmethodes is juist.

Vraag 1b:
Waarom is dat het geval?

Antwoord 1b:
De gehanteerde meetwijzen in de verschillende rapportages zijn onjuist omdat deze niet conform de richtlijnen, vermeld in het Handboek, zijn uitgevoerd.

Vraag 2:
Indien beide deskundigen een verkeerde meetwijze hanteren wilt u dan een beschrijving geven hoe conform CROW richtlijnen gemeten dient te worden?

Antwoord op vraag 2:
In bijlage 1 en 2 van het Handboek is aangegeven hoe de meetwijze van verschillende oneffenheden in het CROW Handboek Visuele Inspectie 2011 wordt beschreven en wat de motivatie is van deze ernstbepaling. Op basis van het Handboek is de meetwijze als volgt:

Stap 1. meting
Leg het midden van de rei* op het hoogste punt van de oneffenheid, de rei moet tijdens de meting horizontaal (waterpas) worden gelegd c.q. gehouden;

Stap 2. meting
Bepaal aan de uiteinden van de rei van 1.20m1 de grootste afstand tussen rei en wegdek;

Stap 3. meting
Meet deze afstand tussen rei en wegdek en vergelijk de gemeten waarde met de ernstklassen die gelden voor oneffenheden vermeld in het Handboek: (Licht: 5-15 mm.; Matig: 16-30 mm.; Ernstig: >30 mm.). In de navolgende fotoserie worden voorgaande stappen weergegeven:

Daar waar zich de grootste afstand tussen wegdek en rei bevindt, wordt met een meting, in dit geval een wig, aan het uiteinde van de rei de afstand in milimeter bepaald. In onderhavige situatie spreekt men van een ernstige oneffenheid (Al) omdat de grootste afstand tussen uiteinde rei en wegdek circa 45 mm bedraagt hetgeen 15 mm boven de norm van 30 mm. is waardoor de oneffenheid als Ernstig wordt betiteld. Let op: voor het bepalen van de ernst blijft altijd het midden van de rei (de bel) op het centrum van de put gesitueerd.

Vraag 3:
Kunt u op basis van voorliggende informatie een uitlating doen over de hoogte van de oneffenheid en, zo ja, hoeveel bedraagt dan het hoogteverschil?

Antwoord 3:
Ja, ik kan een schatting maken van het hoogteverschil op basis van het fotomateriaal en de tekeningen. De ernstigste maat bedraagt 40 tot 45 mm. De ernst van de oneffenheid valt in ernstklasse > 30 mm. en is derhalve een Ernstige oneffenheid (E).

Vraag 4:
Wanneer is er conform de CROW-richtlijnen sprake van een grove oneffenheid, op een doorgaande verharde weg, waarvoor direct optreden vereist is?

Antwoord vraag 4:
Nee, in de CROW richtlijnen wordt niet in detail aangegeven bij welke situaties een verkeersonveilige situatie ontstaat waar direct optreden vereist. Er wordt gesproken van direct optreden bij een verkeersonveilige situatie. Er wordt niet ingegaan wat verkeersonveilig is.

De CROW geeft dus aan dat ernstige oneffenheden makkelijk gevaarlijk kunnen zijn maar dat deze niet per definitie gevaarlijk zijn. De CROW gaat er vanuit dat ernstige oneffenheden direct (bij melding) of in het lopend jaar worden gerepareerd. In ieder geval binnen afzienbare tijd.

In de CROW richtlijnen is de verkeersveiligheid verdisconteerd. Indien er sprake is van ernstige oneffenheden kan dat volgens Wegbeheer 2011 gemakkelijk tot gevaarlijke situaties leiden. Gelet op de eerder genoemde toelichting van CROW beleidsthema Veiligheid en in relatie met het duidelijk grotere hoogteverschil dat is geconstateerd (minimaal 40 mm) kan men spreken van een gevaarlijke situatie en was direct onderhoud noodzakelijk.

Vraag 6:
Welke omstandigheden zijn naar uw oordeel verder van belang voor de door de rechtbank te nemen beslissing?

Antwoord vraag 6:
Situatie inspectieput ten tijde van het ongeval. De put ligt niet, zoals in eerdere inspecties vermeld, in het midden van de rijstrook maar rechts ervan. De lijn van de scooter volgens de videobeelden laat zien dat de scooter op een normale manier rechts van de as van de rijbaan en over de rechterkant van de put heeft gereden. Eveneens wordt aangegeven “De gemeente heeft het niet noodzakelijk geacht om de weg direct te herstellen omdat het hoogteverschil niet als gevaar zettend gezien werd”. Deze conclusie is echter onjuist om de volgende reden:

  • leden van een fractie in de gemeenteraad hebben in 2016 en in 2017 melding gemaakt van een storend en scherp uitstekende inspectieput (laatst 27 maart 2017);
  • een derde partij (De Waalpartners) heeft objectief aangegeven dat het straatwerk rondom de inspectieputten opgehaald dient te worden;
  • medewerkers van verschillende vakgroepen hebben in 2016 en 2017 voor het ongeval plaatsvond opmerkingen gemaakt over de omhoog uitstekende inspectieput;
  • deze waarnemingen zijn en een tijdsverloop van 7 maanden meerdere keren geuit naar de gemeente.

Het is derhalve opvallend dat de gemeente geen directe actie heeft ondernomen op grond van alle voorgaande meldingen.

Aangegeven wordt dat het “de scooterbestuurder door wegdekcontact uit balans raakt”

Op basis van de video valt af te leiden dat eerst het voorwiel door a. het hoogteverschil aan voorzijde van de put en b. de scherp uitstekende rand van de put en c. het hoogteverschil aan de rechterzijde van de put uit balans is geraakt. Het is door met het voorwiel aanrijden van de rechterpunt van de put in combinatie met het overhellen naar links van de scooter en het hoogte verschil aan de rechterzijde van de put dat de scooter meer schuin komt te liggen waardoor een uitstekend object van de scooter het wegdek raakt wat de kras veroorzaakt heeft en vervolgens de scooter blijft haken aan de scherp omhoog staande rand van de put. Dat leidt tot het zichtbare opwippen van de scooter met uiteindelijk nog meer onbalans waardoor een stuurcorrectie niet meer mogelijk is.

Het is door het hoogteverschil aan de voor-en rechterzijde van de put alsmede de scherpe uitstekende randen aan voor- en rechterzijde van de put dat de scooter in onbalans is geraakt en NIET het wegdek.”

Kritiek van de Gemeente op het deskundigenrapport

Melior en de Gemeente stellen het volgende ten aanzien van het deskundigenrapport. Op basis van het rapport kan niet de mate van het hoogteverschil worden vastgesteld. Op pagina 9 van het deskundigenbericht vermeldt de deskundige dat het wegdek vanaf de gekantelde betonstraatsteen onder een helling loopt. In dat geval moet de rei niet horizontaal worden gehouden maar evenredig aan de helling van de weg (zie p. 3 van het deskundigenbericht). Wanneer de rei vervolgens waterpas op de inspectieput wordt gelegd, welke meetwijze conform het CROW Handboek Visuele Inspectie 2011 (hierna: het CROW-handboek) niet juist is, dan is de LENGTE van de rei bepalend voor het te meten hoogteverschil. Daarmee wordt niet het DIRECTE hoogteverschil gemeten waarmee een weggebruiker geconfronteerd wordt. Hoe langer de rei is, hoe groter het hoogteverschil zal zijn. De deskundige heeft dat niet verwerkt in zijn rapportage.

De rechtbank oordeelt als volgt:

De deskundigheid van de deskundige staat niet ter discussie. Het deskundigenbericht is tot stand gekomen conform de daarvoor geldende procedurele eisen. Dit wordt door partijen ook niet betwist. In dat verband merkt de rechtbank nog op dat de deskundige kennelijk op 8 en 11 april 2022 van beide partijen opmerkingen/verzoeken heeft ontvangen nadat hij zijn conceptrapport aan partijen had toegestuurd.

Indien en voor zover Melior en de Gemeente daadwerkelijk meenden dat de deskundige een onjuiste meetwijze heeft gehanteerd, had het op hun weg gelegen om hierover nadere vragen te stellen aan de deskundige. Niet is gebleken dat Melior en de Gemeente dit hebben gedaan. Het betoog van Melior en de Gemeente dat het hoogteverschil afhankelijk is van de lengte van de rei kan de rechtbank evenmin volgen. Zoals uit het deskundigenbericht volgt, is in het CROW-handboek voorgeschreven dat een rei van 1,20 m1 met waterpas wordt gebruikt. Een afwijkende lengte van de rei is niet toegestaan omdat de lengte van de rei een vaste maat is voor het meten van dwarsonvlakheid en oneffenheden.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW

Op grond van het deskundigenbericht staat vast dat het grootste hoogteverschil tussen het wegdek en de inspectieput vier tot viereneenhalve centimeter bedroeg en dat dit volgens de CROW-richtlijnen kan worden aangemerkt als een ernstige oneffenheid. De scooterrijder stelt zich op het standpunt dat het wegdek daarmee niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen.

Melior en de Gemeente stellen zich op het standpunt dat de enkele aanwezigheid van een oneffenheid onvoldoende is om te concluderen dat een weg gebrekkig is. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. De Rondom is een klinkerweg en de van deze weg gebruik makende gemotoriseerde voertuigen en fietsers konden niet een volledig egaal wegdek verwachten. Bovendien lag de inspectieput niet in het rijvlak van de weggebruiker maar (vrijwel) in het midden van de weg. Daarnaast is algemeen bekend dat een inspectieput glad kan zijn en kan uitsteken boven het wegdek. De scooterrijder had dan ook rekening moeten houden met oneffenheden en zijn verkeersgedrag daarop moeten aanpassen. Verder is van belang dat de CROW-richtlijnen geen wettelijke status kennen. Een eventuele afwijking van de richtlijnen betekent niet automatisch dat de wegbeheerder aansprakelijk is.

Is het hoogteverschil een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW?

Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gebrekkige toestand van het wegdek, acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang:

Het is een weg binnen de bebouwde kom waarvan de rijbaan wordt gebruikt door onder meer auto’s en (snor- en brom)fietsers. Op een dergelijke weg leiden oneffenheden eerder tot gevaarlijke situaties dan op wegen waarvan enkel door auto’s gebruik wordt gemaakt.

Het hoogteverschil wordt volgens de richtlijnen aangemerkt als een ernstige oneffenheid. Op zichzelf is juist dat – zoals Melior en de Gemeente aanvoeren – niet elke ernstige oneffenheid ook direct verkeersonveilig is en dat dit pas onder bepaalde omstandigheden het geval is. Dit volgt ook uit de toelichting van de deskundige die schrijft dat ernstige oneffenheden makkelijk gevaarlijk kunnen zijn maar dat deze niet per definitie gevaarlijk zijn. Desondanks concludeert de deskundige dat er sprake was van een gevaarlijke situatie en dat direct onderhoud noodzakelijk was.

Tevens is van belang dat de Gemeente in de periode voorafgaand aan het ongeval reeds op de hoogte was van het hoogteverschil tussen het wegdek en de inspectieput.

Ondanks dat de Gemeente al in 2016 en dus ruim voordat het ongeval plaatsvond op de hoogte was of in ieder geval kon zijn van het hoogteverschil, heeft de Gemeente niet de ernstige oneffenheid verholpen. Evenmin heeft de Gemeente maatregelen genomen om weggebruikers te waarschuwen tegen de bestaande oneffenheden.

Ondanks de beleidsvrijheid van de Gemeente en de haar ter beschikking staande financiële middelen, had verwacht mogen worden dat de Gemeente de oneffenheid eerder had verholpen. Te meer omdat Melior en de Gemeente niet weerspreken dat er zich slechts twee ernstige oneffenheden bevonden op de weg. Bovendien is kort na het ongeval de bestrating rond de put opnieuw aangelegd waardoor het hoogteverschil is opgeheven. Daaruit blijkt dat het mogelijk en niet bezwaarlijk was voor de Gemeente om het hoogteverschil op te heffen.

In het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het wegdek als gevolg van het hoogteverschil tussen het wegdek en de put niet voldeed aan de eisen die daaraan mochten worden gesteld en dus gebrekkig was. Dit gebrek leverde gevaar op, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt. De scooterrijder is ten gevolge van het hoogteverschil immers gevallen.

Melior en de Gemeente hebben weliswaar nog aangevoerd dat de weg een klinkerweg is en dat de scooterrijder daarom geen volledig egaal wegdek kon verwachten. Dat is op zichzelf juist maar met een hoogteverschil van vier tot viereneenhalve centimeter hoefde hij naar het oordeel van de rechtbank geen rekening te houden. Het verweer van Melior en de Gemeente dat de inspectieput niet in het rijvlak van de weggebruiker ligt maar (vrijwel) in het midden van de weg, is feitelijk onjuist.

De vordering van de scooterrijder om voor recht te verklaren dat de Gemeente aansprakelijk is te houden voor de schade die voortvloeit uit zijn val op 8 april 2017 wordt dan ook toegewezen.

Eigen schuld?

Melior en de Gemeente stellen zich op het standpunt dat de scooterrijder zelf aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval, althans, dat een eventuele schadevergoedingsverplichting op grond van artikel 6:101 BW moet worden verminderd. Melior en de Gemeente voeren daartoe het volgende aan.

De scooterrijder was ter plaatse bekend. Desondanks reed hij onder invloed van alcohol met een snelheid van 30 km/h vol gas, zonder te remmen de bocht van de weg in waardoor hij op het midden van de weg terechtkwam. Daarmee heeft hij niet de voorzichtigheid in acht genomen die van een normaal oplettende verkeersdeelnemer verwacht mag worden. Bovendien is niet uitgesloten dat zowel de middenbok, de zijstandaard als de valbeugel van de snorfiets een gebrek kunnen vertonen waardoor de snorfiets uit balans is geraakt met de val van de scooterrijder als gevolg.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Op de videobeelden – die de scooterrijder als productie 1 heeft overgelegd en tijdens de mondelinge behandeling zijn getoond – is te zien dat het achterlicht van de snorfiets even oplicht voordat hij de bocht instuurt. Daaruit leidt de rechtbank af dat hij afremde voordat hij de bocht in stuurde en dus niet vol gas en zonder te remmen de bocht inreed.
Verder heeft de deskundige uiteengezet dat de inspectieput zich niet in het midden maar rechts van het midden in het wegdek bevindt. Daarmee staat vast dat de scooterrijder met zijn snorfiets de inspectieput aan de rechterzijde heeft geraakt en dat hij voldoende rechts heeft gehouden.
Ten aanzien van het rijden onder invloed van alcohol erkent de scooterrijder weliswaar alcoholische drank te hebben genuttigd voorafgaand aan het ongeval, maar hij stelt de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed niet te hebben overschreden. Uit de in het geding gebrachte brief van het Erasmus MC van 16 oktober 2020 blijkt dat er geen alcoholpromillage is vastgesteld op het moment dat de scooterrijder in het ziekenhuis werd opgenomen. Mede gelet hierop is er geen enkele aanwijzing dat het nuttigen van alcohol heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Een gebrek aan de snorfiets is evenmin vast komen te staan. Uit het rapport van Dekra van 3 november 2017 en het daarbij gevoegde bericht van een reparateur (productie 5 bij dagvaarding) volgt dat in elk geval geen sprake was van een loszittende middenstandaard. Voor eventuele andere gebreken aan de snorfiets ontbreekt ieder aanknopingspunt. Melior en de Gemeente hebben hun verweer op dat punt onvoldoende onderbouwd.

Dat betekent dat een beroep op eigen schuld (artikel 6:101 BW) niet slaagt en dat de reconventionele vordering van Melior en de Gemeente wordt afgewezen.

Schadevergoeding

De scooterrijder vordert geen concreet bedrag aan schadevergoeding, maar verwijzing naar de schadestaatprocedure. Voor zo’n verwijzing is voldoende dat het bestaan of de mogelijkheid van schade als gevolg van (in dit geval) aansprakelijkheid voor een gebrekkig opstal aannemelijk is.

De scooterrijder stelt ernstig schedelhersenletsel inclusief hersenbloedingen, diverse schaafwonden en een litteken in zijn nek als gevolg van het ongeval te hebben opgelopen. Daarnaast stelt hij dat hij financiële schade heeft geleden omdat hij door het ongeval tijdelijk arbeidsongeschikt is geraakt. In de vier maanden na het ongeval heeft hij niet kunnen werken, waardoor hij € 16.000,00 netto is misgelopen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij aangiftes IB, de definitieve aanslagen IB en de definitieve aanslagen ZVW over de jaren 2015 en 2016 overgelegd. Daarnaast heeft hij een drietal facturen van de eerste maanden van 2017 overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij vier dagen per week door hetzelfde bedrijf werd ingehuurd waarvoor hij maandelijks € 4.500,00 kon factureren, wat na het ongeval niet meer mogelijk was. Verder stelt hij onder meer immateriële schade en schade als gevolg van verlies van zelfwerkzaamheid te lijden. Daarmee heeft hij het bestaan of de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk gemaakt. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt dan ook toegewezen.

De scooterrijder vordert Melior te veroordelen de nader bij staat op te maken schade te vergoeden. Hij stelt dat Melior als aansprakelijkheidsverzekeraar van de Gemeente op grond van artikel 7:954 BW daartoe gehouden is. Nu Melior en de Gemeente dit niet hebben weersproken, wordt ook deze vordering van de scooterrijder toegewezen.

Voorschot

In deze procedure is vast komen te staan dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade van de scooterrijder als gevolg van het ongeval. Voorts heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden. Op zichzelf is juist dat, zoals Melior en de Gemeente aanvoeren, op basis van de stukken die zich op dit moment in het geding bevinden, de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden niet kan worden vastgesteld. Het als productie 10 bij dagvaarding overgelegde medisch advies van 11 september 2018 geeft echter wel een indicatie van het letsel. Daarnaast geven de door hem ingebrachte financiële stukken een indicatie van zijn inkomsten voorafgaand aan het ongeval. Stukken waaruit de hoogte blijkt van zijn inkomsten na het ongeval ontbreken, zodat niet valt vast te stellen welk inkomensverlies hij heeft geleden. Gelet op het lichamelijk letsel dat volgt uit voornoemd medisch advies, is in elk geval duidelijk dat hij na het ongeval enige tijd niet heeft kunnen werken en dat hij hulp in de huishouding nodig had. Dat in de schadestaatprocedure vanwege het lichamelijk letsel een bedrag aan immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen, is eveneens voldoende aannemelijk. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een voorschot van € 20.000,00. Ook in dit verband hebben Melior en de Gemeente niet weersproken dat Melior als aansprakelijkheidsverzekeraar van de Gemeente op grond van artikel 7:954 BW gehouden is dit voorschot aan de scooterrijder te voldoen. Melior wordt daarom veroordeeld tot betaling van het voorschot.

Proceskosten

Melior en de Gemeente is de partij die in conventie ongelijk krijgt en zij worden daarom in de proceskosten veroordeeld.

Lichamelijk, geestelijk en materieel letsel kan verstrekkende en levenslange gevolgen hebben voor onze cliënten. Bel 0800 44 55 000 als u slachtoffer bent van letselschade veroorzaakt door anderen.

Hijink Advocaten is 100% gespecialiseerd in letselschade en wij werken met een compleet team van specialisten en advocaten om uw belangen te behartigen. Schakel bij letselschade altijd uw eigen specialist in want wij werken alleen in uw belang!

Ons eerste telefonisch advies verplicht u tot helemaal niets en is volledig gratis.

Vestiging Arnhem
Onderlangs 1
6812 CE Arnhem
(026) 442 39 13

Vestiging Nijmegen
Kerkenbos 1021
6546 BB Nijmegen
(024) 388 66 80

    Volledige naam

    E-mailadres

    Telefoonnummer

    Om de hoogte te bepalen van het smartengeld wordt veel gebruik gemaakt van de smarten geldwijzer. Aan de hand van een aantal vragen kunnen wij u een indicatie geven.

    Bereken het hier

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
    Letselschade advocaat