Onnodig hard remmen door bestelbus

Als u bij een ander voertuig achterop rijdt omdat deze plotseling hard remt en u het voertuig niet meer kunt ontwijken. In de meeste gevallen worden achteraanrijdingen veroorzaakt door plotseling hard remmen bij een verkeerslicht. In dit artikel beschrijf ik een casus waarbij een quadrijder door vermeend onnodig hard remmen door een bestelbus verongelukt en letsel oploopt.

Wat zijn de veel voorkomende oorzaken voor hard remmen?

Zoals al in de inleiding beschreven vindt hard remmen in de regel plaats ten gevolge van verkeerslichten. Anderen redenen om hard te remmen zijn de aanwezigheid van een flitspaal, overstekend mensen of dieren of een verkeersbord dat bijvoorbeeld om een lagere snelheid vraagt. Wie schuldig is aan de daarop volgende aanrijding hangt onder andere af van de vraag of het plotseling harde remmen noodzakelijk was!

In dit artikel beschrijf ik een casus waarbij een claim voor onnodig hard remmen ongegrond is verklaard omdat niet is vastgesteld dat er sprake was van onnodig hard remmen door een bestelbus.

De casus – onnodig hard remmen is niet bewezen

Op 6 februari 2017 heeft het slachtoffer een eenzijdig ongeval met zijn quad. Op 27 juli 2017 heeft de man het Waarborgfonds aangesproken voor de vergoeding van de door hem geleden schade, waarop deze het verzoek tot schadevergoeding afgewezen heeft bij brief van 17 januari 2019.

Uit een expertise ter beoordeling van het ongevalsletsel door Xpert Clinic van 22 augustus 2019 volgt dat het totale invaliditeitspercentage van de man 26% bedraagt.

Op 11 november 2020 zijn de getuigen gehoord tijdens een voorlopig getuigenverhoor dat op verzoek van het slachtoffer heeft plaatsgevonden.

Het slachtoffer dagvaardt WBF bij exploot van 2 december 2021 en de Rechtbank Limburg wijst bij verstekvonnis van 19 januari 2022 de vorderingen van het slachtoffer toe.

Het geschil tussen het slachtoffer en WBF

Het slachtoffer is van mening dat het ongeval op 6 februari 2007 is veroorzaakt door het gevaarlijk rijgedrag van een onbekende chauffeur van een bestelbus die na het ongeval is doorgereden.

Om die reden vordert het slachtoffer dat de rechtbank WBF bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. Verklaart voor recht dat de onbekend gebleven, bestelbus c.q. de bestuurder daarvan aansprakelijk is voor het ongeval van 6 februari 2017 en dat WBF gehouden is de door het slachtoffer geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van dat ongeval voor haar rekening te nemen althans dat het slachtoffer terecht aanspraak maakt op een vergoeding van de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade uit WBF;
  2. WBF veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan het slachtoffer te betalen, in verband met de door hem geleden c.q. nog te lijden materiële en immateriële schade, een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en te vereffenen volgens de wet, dit vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2017, althans vanaf de dag van de wettelijke opeisbaarheid, althans de dag van betekening van deze dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
  3. WBF veroordeelt in de kosten van deze procedure.

WBF voert verweer. Volgens WBF is niet komen vast te staan dat de onbekende bestelbus met aanhanger zich onrechtmatig heeft gedragen jegens het slachtoffer.

Wat vindt de rechter

Volgens het slachtoffer reed hij op 6 februari 2017 achter een bestelbus met aanhangwagen. Omdat de aanhangwagen van de bestelbus met zijn linker wiel de trottoirrand van een vluchtheuvel raakte, begon de aanhangwagen te slingeren. Het slachtoffer stelt dat hij voldoende afstand hield, maar dat de bestuurder van de bestelbus plotseling hard heeft geremd en abrupt tot stilstand kwam, waardoor hij moest uitwijken. Hierdoor raakte zijn quad ook de vluchtheuvel en werd hij gelanceerd. Daarbij kwam hij met de quad in de struiken aan de linkerkant van de weg en reed hij tegen een verkeersbord aan. Het slachtoffer is daarbij uit de quad gevlogen, heeft de gevel van een woning geraakt en is met zijn linker hand door de ruit gevallen waarbij het letsel aan zijn arm is ontstaan. De bestuurder van de bestelbus is na het ongeval doorgereden en het slachtoffer heeft het kenteken niet kunnen zien. Om die reden stelt het slachtoffer dat WBF, op grond van artikel 25 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (hierna: WAM), gehouden is de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voor haar rekening te nemen.


Op grond van artikel 25 lid 1 sub a WAM kan een benadeelde, wanneer er een burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door een motorvoertuig veroorzaakte schade bestaat, een recht op schadevergoeding tegen het WBF geldend maken wanneer niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is, tenzij aannemelijk is, dat de benadeelde niet tot die vaststelling heeft gedaan, wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht.

Het is niet bekend wie de bestuurder van de bestelbus is. Verder is niet gesteld of gebleken dat het slachtoffer verweten kan worden dat de identiteit van de bestuurder niet is vastgesteld. Dat betekent dat de rechtbank de vraag moet beantwoorden of voldaan is aan het vereiste dat een burgerrechtelijke aansprakelijkheid bestaat voor de door een motorvoertuig veroorzaakte schade. Meer concreet moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de bestuurder van de bestelbus het ongeval van het slachtoffer heeft veroorzaakt door plotsklaps hard te remmen. Op grond van de artikelen 149 lid 1 en artikel 150 Rv moet het slachtoffer voldoende feitelijk en onderbouwd stellen en, in geval van een gemotiveerde betwisting, bewijzen dat de bestuurder van de bestelbus onrechtmatig heeft gehandeld.

WBF betwist gemotiveerd de stelling van het slachtoffer dat de bestelbus met aanhangwagen plots fors remde en tot stilstand kwam, zonder dat daarvoor enige verkeersnoodzaak bestond. Volgens WBF blijkt uit de voorlopige getuigenverklaringen dat niemand het door het slachtoffer gestelde remmen door de bestuurder van de bestelbus heeft bevestigd.

Het slachtoffer heeft verklaard dat hij moest uitwijken omdat de bestelbus plotseling remde. Omdat hij partij is in deze procedure en de bewijslast van zijn stelling op hem rust, is hij partijgetuige in de zin van artikel 189 jo. artikel 164 Rv. Dat betekent dat het bewijs niet enkel kan worden geleverd door een getuigenverklaring van hemzelf. In artikel 164 lid 2 Rv ligt immers besloten dat de verklaring van een partijgetuige over door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, als geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van de partijgetuige geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, NJ 1997/592 (Taams / Boudeling).
Het slachtoffer is de enige die heeft verklaard dat de bestuurder van de bestelbus heeft geremd en zelfs tot stilstand is gekomen. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de andere getuigen. Immers, getuige 1 heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de bestelbus met normale snelheid reed en dat de aanhangwagen met de bestelbus mee reed. Volgens de getuigenverklaring zoals opgenomen in het proces-verbaal van de politie weet getuige 1 niet of de bestuurder van de bestelbus heeft geremd. Getuige 2 heeft tijdens de voorlopige getuigenverhoren verklaard dat zij heeft gezien dat de aanhangwagen tegen de vluchtheuvel aan reed en begon te slingeren, maar zij weet niet of de bus heeft stilgestaan. In de overige door het slachtoffer overgelegde stukken ziet de rechtbank ook geen aanknopingspunten waaruit het gelijk van het slachtoffer kan worden afgeleid.

Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat uit hetgeen door het slachtoffer naar voren is gebracht niet kan worden vastgesteld dat het ongeval is veroorzaakt door onrechtmatig handelen door de bestuurder van de bestelbus, waardoor het slachtoffer gedwongen werd uit te wijken. De rechtbank acht daarom geen termen aanwezig het slachtoffer toe te laten tot nadere bewijslevering. De vorderingen van het slachtoffer worden afgewezen.

ECLI:NL:RBLIM:2022:10344

WBF

Het Waarborgfonds is er voor iedereen die door een motorvoertuig schade heeft geleden en met die schade niet terecht kan bij de eigen verzekeraar. Bijvoorbeeld als de veroorzaker is doorgereden, niet verzekerd is of reed in een gestolen motorvoertuig.

Lichamelijk, geestelijk en materieel letsel kan verstrekkende en levenslange gevolgen hebben voor onze cliënten. Bel 0800 44 55 000 als u slachtoffer bent van letselschade veroorzaakt door anderen.

Hijink Advocaten is 100% gespecialiseerd in letselschade en wij werken met een compleet team van specialisten en advocaten om uw belangen te behartigen. Schakel bij letselschade altijd uw eigen specialist in want wij werken alleen in uw belang!

Ons eerste telefonisch advies verplicht u tot helemaal niets en is volledig gratis.

Hijink Advocaten is 100% gespecialiseerd in letselschade en wij werken met een compleet team van specialisten en advocaten om Uw belangen te behartigen. Schakel bij letselschade altijd uw eigen specialist in want wij werken alleen in uw belang!

Ons eerste telefonisch advies verplicht u tot helemaal niets en is volledig gratis.

Vestiging Arnhem
Onderlangs 1
6812 CE Arnhem
(026) 442 39 13

Vestiging Nijmegen
Kerkenbos 1021
6546 BB Nijmegen
(024) 388 66 80

    Volledige naam

    E-mailadres

    Telefoonnummer

    Andere interessante onderwerpen

    Om de hoogte te bepalen van het smartengeld wordt veel gebruik gemaakt van de smarten geldwijzer. Aan de hand van een aantal vragen kunnen wij u een indicatie geven.

    Bereken het hier

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
    Letselschade advocaat