Een regelmatig terugkerend verkeersongeval is de situatie waarin beide partijen na een aanrijding stellen dat ze groen licht hadden en onduidelijk is welke bestuurder door rood reed. Hoe handelen we een schadeclaim af als beide partijen na een aanrijding stellen dat de tegenpartij door rood reed?
De aanrijding ontstaat op een kruising met verkeerslichten. Een verkeersdeskundige van de provincie verklaart dat de verkeerslichten zo zijn afgesteld dat de betrokken automobilisten niet gelijktijdig groen kunnen hebben gehad. Een van beide bestuurders moet dus door rood zijn gereden:
‘Zowel [eiser] als [betrokkene] hebben verklaard dat zij, voor de door hun gevolgde rijrichting, door groen licht zijn gereden. Dat kan echter onmogelijk het geval zijn geweest. Uit de niet bestreden verklaring van verkeerskundige Van Liere (r.o. 3.7) volgt dat er sprake is van een conflictmatrix die ervoor zorgt dat de conflictrichtingen, zoals in dit geval rechtdoorgaand ([eiser]) en linksafslaand ([betrokkene]) verkeer, niet tegelijk groen licht kunnen hebben uitgestraald. Tussen partijen staat dan ook vast dat [eiser] of [betrokkene] door rood moet zijn gereden.’
Beoordeling aanrijding bij onduidelijkheid over stoplicht
De eiser van een schadevergoeding moet na een verkeersongeval aantonen dat de schade het gevolg is van een fout van de tegenpartij. De eiser moet dus aantonen dat de tegenpartij door rood reed. Dit bewijs is niet altijd makkelijk te leveren. In veel gevallen stellen beide partijen dat zij groen licht hadden en zijn er geen getuigen. Als de eiser geen bewijs levert van het door rood rijden van de tegenpartij dan kan er toch recht bestaan op een letselschadevergoeding. We denken in dat geval de stoplichten weg (beide partijen hadden groen) en beoordelen welke andere verkeersfouten de aanrijding veroorzaakten.
Uitgangspunt is dat beide bestuurders groen licht hadden
Beide bestuurders verklaren dat zij groen licht hadden en er zijn geen getuigen van het ongeval. Wie er door rood reed, is dus onduidelijk. In dit geval is het uitgangspunt van de schadeafhandeling dat beide bestuurders groen licht hadden:
‘In een geval als het onderhavige, waarbij niet kan worden vastgesteld wie door rood is gereden, moet bij de beantwoording van de vraag of de ene automobilist aansprakelijk is tegenover de andere, worden uitgegaan van de veronderstelling dat de aansprakelijk gestelde automobilist ([betrokkene]) door groen licht is gereden.’
Niet door rood gereden maar wel gevaarlijk
Dat er geen bewijs is dat de aansprakelijke partij door rood reed, betekent niet dat er geen recht bestaat op een schadevergoeding. De eiser in deze procedure reed rechtdoor en de aansprakelijk gestelde bestuurder sloeg links af. De eiser had daarom (als we de stoplichten wegdenken) voorrang. Bestuurders moeten zeker zijn dat een kruisingsvlak vrij is voordat zij dit oprijden. Volgens de rechter maakte de aansprakelijk gestelde partij verkeersfouten die de aanrijding veroorzaakte. De eisende partij heeft dus recht op een schadevergoeding. De grondslag van de schadeclaim is dus niet het door rood rijden, maar geen voorrang verlenen en onvoldoende voorzichtig zijn bij het oprijden van een kruispunt:
‘Aangenomen moet daarom worden dat, wanneer [betrokkene] voorzichtiger het kruisingsvlak was opgereden en had gekeken of er verkeer van rechts kwam, hij [eiser] had zien aankomen. De conclusie luidt dat [betrokkene] in strijd heeft gehandeld met de algemeen geldende regel van zorgvuldigheid in het verkeer dat – ook in het geval van een normaal in werking zijnde verkeerslichteninstallatie – een kruising niet mag worden opgereden voordat is gecontroleerd of deze daadwerkelijk vrij is. Dat geldt temeer nu uit de verklaring van [betrokkene] volgt dat hij niet bekend was met de situatie ter plaatse. In dat geval is extra alertheid geboden.’
Gratis rechtshulp na een aanrijding
Bespreek uw schade vrijblijvend met een advocaat en laat uw schade kosteloos afhandelen. Bel naar 0800 – 44 55 000, stuur een e-mail naar info@letselschadeadvocaat.nl of vul het onderstaande contactformulier in.
Bron: www.rechtspraak.nl Rechtbank Overijssel 24 september 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:5029